"Hier zijn lochtige heuvelen,
ende noch lochtigher berghen,
geen steyl opschietende rotsen,
maer sachte glooyinghen,
die Ghij met een beetje oeffening
sonder vermoeyenisse bestijght.
Bij het opklimmen begroet U overal
struygewas ende de soet rieckende wijngaerd,
waer de blijde botten nog blijder trossen ende
den vreughdebrenghenden wijn beloven."


Uit de toespraak van Maerten van Dorp ter gelegenheid van de opening van het academiejaar in 1513.

De vorming van een historisch landschap:
door Bart Minnen
(bron: Een wijngebied met ambitie. Provincie Vlaams-Brabant)

De Hagelandse heuvels, een geschenk van de zee.
Het Hageland: een land met een zachte naam, maar met een karde kern van oost-westgerichte ijzerzandstenen heuvelruggen. Vanuit de lucht bekeken vertoont het Hagelandse reliëf zich als een fraaie plooienval, waarin langgerekte, ongeveer even hoge heuvelruggen en de tussenliggende dalen elkaar in een elegant ritme afwisselen. Een beeld dat veel weg heeft van een patroon van zandribbels op een getijdenstrand. En inderdaad: de oorsprong van dit typische golfreliëf ligt in de zee, die zo'n 15 miljoen jaar geleden de streek bedekte. Door sterke getijdenstromingen werden enorme banken van glauconiethoudende zanden gevormd. Toen deze oerzee geleidelijk wegtrok, verhardden de zandbanken tot zandsteen. De oxidatie van het ijzer in het glauconiet gaf ze hun roestbruine kleur. De "Diestiaanse" steenlaag - zo genoemd naar het stadje Diest - was geschapen.

De verleiding van de stad
De Hagelander leefde in de Middeleeuwen niet alleen in de schaduw van heuvel en bos, maar ook binnen het sterke krachtveld van een opvallende krans van steden en stadjes, eertijds parel aan de kroon van het hertogdom Brabant: Leuven, Aarschot, Diest, Zichem, Zoutleeuw, Tienen. Leuven en Tienen danken hun groei (11de eeuw) aan hun ligging op de oude handelsroute van het Maasland naar Antwerpen, precies op die punten waar de Dijle en de Gete bevaarbaar werden. Aarschot en Diest groeiden uit tot handelsplaatsen op de Demer, een waterweg op de jongere oost-west-handelsroute tussen Brugge en Keulen (12de eeuw). Zichem en Zoutleeuw zijn misschien geplande steden ("villes neuves"), wat zeker het geval was met het (Haspengauwse) Landen, gesticht door hertog Hendrik I (1190-1235). Door deze hoge verstedelijkingsgraad werd het Hageland een economisch kerngebied van Brabant. De welvaartsbron van de middeleeuwse stedenkrans was ook hier het laken: stadjes als Diest en Zoutleeuw dreven druk handel met Engeland, het Rijnland en Frankrijk. De goed gevulde koopmansbeurs betekende welvaart voor het tussenliggende platteland. Akkerbouw en veeteelt werden afgestemd op de stedelijke markt; het Hagelands vee, de Hagelandse kazen, het Hagelandse hout en houtskool vonden afzet tot ver buiten Brabant. Ook de Hagelandse wijnteelt dankte zijn succes aan de stedelijke afzetmarkt.

Begin 20ste eeuw startte een reconversie met toekomst: de fruitteelt. Eerst verschenen, in de jaren 1920, op de stenige zuiderhellingen de perzikbomen, met hun roze bloesemtooi, en op de zandige lagere gronden, asperges en aardbeien. Recenter zijn heel wat Hagelandse boeren zich met succes gaan toeleggen op het laagstamfruit: de blakende "Jonagold", één van de sterproducten van de Belgische fruitteelt. De opvallendste vernieuwing kwam er echter in de jaren 1970, toen de wijnbouw nieuw leven werd ingeblazen. Vandaag is het Hageland opnieuw het noordelijkste wijngebied van Europa en is de Hagelandse wijn het visitekaartje van de streek geworden.

Geschiedenis van de wijnbouw in Oost-Brabant:
door Tom Avermaete

Door haar geografische situatie heeft Brabant zich doorheen de tijd altijd al kunnen profileren als tuinbouwregio bij uitstek. Met vallen en opstaan is de mens er steeds weer op zoek naar technieken en gewassen waarmee hij de bodem en de zacht glooiende hellingen economisch ten nutte kon maken. En dit niet zonder resultaat. Is het niet zo dat de Belgische tafeldruif, de Belgische aardbei of het witloof, dat later heel de wereld veroveren zou, in deze streek aan hun succesvolle opgang begonnen? Hoe dan ook, de Brabantse tuinbouwspecialisatie is niet zomaar ineens ontstaan. Ze kan bogen op een rijke traditie waarvan de wortels teruggaan tot een ver verleden, toen de blijde botten van de zoet riekende Leuvense wijngaarden nog vreugde brengende wijn beloofden.

De middeleeuwse Brabantse wijnbouw is evenwel niet verdwenen zonder zijn sporen na te laten. En dit niet alleen in het landschap. Ook talrijke Brabantse familienamen, straatnamen, gebouwen en kunstwerken getuigen tot op vandaag van de omvang die deze teelt hier ooit heeft aangenomen. Maar er is nog meer. Wijnbouw leent zich immers, beter dan welk ander gewas ook, tot streekidentificatie. Bovendien vereenzelvigen de mensen zich ook met de wijn van hun streek. Is dat trouwens niet de reden waarom men een Fransman niet meer kan kwetsen dan door zich minachtend uit te laten over de kwaliteit van de Franse wijn? Sommige wijnkenners beweren zelfs dat ze aan de hand van de wijn ook de aard van de inwoners van de streek kunnen kennen. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat de wijnbouw gebruikt werd voor propaganda. Zo werd van de geliefde keizer Karel bijvoorbeeld verteld dat hij de Hagelandse wijn overal op zijn tochten meenam en de stoute Napoleon zou alle wijngaarden vernietigd hebben. Hoe luid deze volksverhalen ook de ronde doen, de archiefstukken zwijgen er in alle talen over. Misschien des te meer een bewijs dat het woord "wijncultuur" in de twee betekenissen kan gebruikt worden. Welke andere teelt zal het haar nadoen? Wat is er trouwens aangenamer dan weg te dromen naar de tijd van kleurrijke riddertornooien, stoere burchten en rijk versierde kathedralen, toen het klimaat nog warmer was en al de heuvels beplant waren met heerlijk ruikende wijngaarden en de mensen zich, bij gebrek aan gezond water, te goed deden aan de heerlijke wijn die ze zelf gewonnen hadden? De wijnstok spreekt vanwege zijn exotisch karakter inderdaad tot de verbeelding van de hedendaagse mens. Het is waarschijnlijk om die reden dat de wijnstok maar al te vaak verbannen wordt naar de duistere Middeleeuwen, toen alles nog kon. Toch heeft dit beeld maar weinig gemeen met de historische werkelijkheid. Zo valt de verspreiding en de verdere evolutie van de wijnbouw, ondanks het schaarse bronnenmateriaal, vrij goed te reconstrueren. Bovendien mag het op basis van deze studie wel duidelijk wezen dat de wijnbouw een onderdeel was van de economische realiteit.

De eerste sporen van inlandse wijnbouw vinden we in 830 terug in Gent, Hoei en Luik, tijdens de economische heropleving onder de Karolingers. Blijkbaar moet de economische recessie ten gevolge van het uiteenvallen van het Karolingische rijk van invloed geweest zijn op de wijnbouw want de volgende vermeldingen van wijngaarden treffen we pas aan in 939 in Gent en 1036 in Luik. Bovendien verwerven vele abdijen in de loop van de 9de en de 10de eeuw wijngaarden langsheen de Rijn en de Moezel. Deze wijngaarden worden pas op het einde van de 13de eeuw terug van de hand gedaan. In de 12de eeuw kunnen we in de steden die op economisch vlak het verst gevorderd waren, een tweede heropleving van de wijnbouw onderkennen. Gent neemt hierin het voortouw, maar wordt op de voet gevolgd door Luik.

Hoewel de hertog van Brabant in deze periode in Leuven ook een wijngaard aanplant, vinden we in de rest van Oost-Brabant in de 12de eeuw nog geen wijngaarden terug. Hierin komt verandering in de 13de eeuw. Mede onder invloed van de Luikse kerk en de Cisteriëzerbeweging, raakt de wijnbouw ook in Brabant stilaan bekend. Toch werd de wijnbouw tot 1270-1280 meestal enkel in functie van de kerkdienst beoefend. In dit verband kunnen we ook nog vermelden dat er een opmerkelijke samenhang bestond tussen de wijnbouw en de parochiezorg, in die mate zelfs, dat de teruggave van geüsurpeerde parochies bijna altijd gepaard gaat met de schenking van een wijngaard. De adel investeert door de bouw van persen echter ook zelf in de wijnbouw. Toch werden deze persen meestal onmiddellijk weggeschonken aan de abdijen. De adel zorgde dus voor het kapitaal en de gronden, terwijl de abdijen over de nodige knowhow beschikten om de wijnbouw uit te bouwen. Dankzij deze samenwerking nam de wijnbouw op het einde van de 13de eeuw vooral in de Demerstreek een hoge vlucht.

In het laatste kwart van de 13de eeuw kwam de wijnbouw in de steden en in de nabijheid van de abdijen door vercijnzing meer en meer bij de gewone man terecht. Naar het midden van de 14de eeuw toe, stijgt de bevolkingsdruk echter, zodat de wijngaarden, die aanvankelijk in het centrum van het dorp lagen, terug omgezet worden tot akkerland. Dit fenomeen doet zich niet, of in minder mate, voor in de vruchtbare leemstreek.

De pestgolf en de onrusten zorgen ervoor dat de bevolkingsdruk in de periode 1355-1383 echter weer afneemt en de graanprijs daalt. Er is dus weer ruimte voor gespecialiseerde gewassen. Vanaf 1380 komt de wijnbouw, ook in de leemstreek, in een stroomversnelling terecht. Toch merken we dat de wijnbouw zich vooral langsheen de rivieren en in de nabijheid van de steden ontwikkelt. De wijn had immers nood aan een afzetmarkt. Indien ze deze niet vond in de onmiddellijke omgeving, werd de wijn via de rivieren uitgevoerd. Vanaf 1386 vinden we in de tolrekeningen van Dendermonde immers sporen terug van Hoegaardse en Aarschotse wijn. De Leuvense wijnbouw had in eerste instantie genoeg aan haar eigen afzetgebied. Toch had de wijnbouw er, mede door de stijging van de wijnprijs een sterke impuls gekregen, zodat de landwijn ook uit fiscale overwegingen interessant werd. In de loop van de tijd is de Leuvense wijnbouw steeds in sterke mate gecontroleerd geweest door de patriciërs. Deze bepaalden, via allerlei stadsordonnanties niet alleen de lonen van de wijngaardiers, maar ook de omvang van de Leuvense wijngaard.

Vanaf 1430 zorgt een stijgende bevolking en een stijgende graanprijs voor een omgekeerd effect. Vele wijngaarden worden dus terug omgezet in akkerland. Ook worden de grote wijngaardbezitters in het midden van de 15de eeuw geconfronteerd met een dalende wijnopbrengst. Toch kunnen we hier moeilijk spreken van een klimaatswijziging, er komen in de eerste helft van de 15de eeuw immers nog geen totale misoogsten voor. Deze komt er wel in 1458. Hierdoor kwam men meer en meer tot het besef dat wijnbouw ook grote risico's inhield. Eén stevige late vorst kon immers heel de oogst vernietigen. Om zich tegen deze risico's te wapenen, zien we dat de wijngaarden meer en meer verpacht worden.

Rond 1477 is de wijnbouwsector duidelijk in crisis. Toch is er beterschap op komst. De opstand tegen Maximiliaan (1489) en de daarop volgende onrust, zorgen immers weer voor ademruimte. De bevolking bereikt in 1492 immers een nieuw Dieptepunt, terwijl de graanprijs daalt tot het laagste niveau van de 15de eeuw. Ook werd de export van Rijnwijn naar onze gewesten in deze periode verboden. Toch had de oorlog ook negatieve gevolgen. Zo was de Demerwijngaard sterk gehavend uit de strijd gekomen, hetgeen dan weer de positie van de andere wijngaarden versterkte. Bovendien zal ten gevolge van de oorlog ook het verschil tussen stad en platteland in deze periode, ook inzake wijnbouw, groter geworden zijn. Vooral de Leuvense en de Hoegaardse wijngaard groeien in het begin van de 16de eeuw naar een nieuw hoogtepunt toe. Het wijngebied van de Demer is de oorlogsverwoestingen echter niet meer te boven gekomen en het moet afhaken. Ook tussen Hoegaarden en Leuven is er een toenemende concurrentie. Zo worden in Leuven, vermoedelijk in de 16de eeuw, de accijnzen op Hoegaardse wijn opgetrokken.

Toch maakt de dranksector, onder invloed van de graanprijsstijgingen, de bevolkingstoename en de algemene achteruitgang van Oost-Brabant, rond de jaren 1560 een reconversie door. Men gaat zich meer toeleggen op de productie van brandewijn, cider en natuurlijk bier. De strijd Leuven-Hoegaarden verplaatst zich dus van terrein.

In de tweede helft van de 16de eeuw wordt het economisch leven door de godsdienstoorlogen met een vernietigende kracht getroffen. Deze treffen niet enkel de wijnproductie, maar ook de koopkracht van de bevolking, zodat niet enkel het verbruik van landwijn, maar ook het gebruik van vreemde wijnen naar beneden duikt. Wanneer de rust is weergekeerd likt de wijnbouw zijn wonden. Doordat op het einde van de 16de eeuw ook de druk van de lonen verder toeneemt, kan hij zich echter ternauwernood handhaven. Bovendien hebben de Leuvense en de Hoegaardse wijnen meer en meer af te rekenen met de concurrentie van vreemde, goedkope wijnsoorten. Of een mogelijke klimaatverkilling in de 17de eeuw nog op tijd kwam om de genadeslag te geven, valt dan ook te betwijfelen. Pas vanaf het begin van de 19de eeuw, komt de wijnbouw, in het voetlicht van de romantiek, even terug in de belangstelling en worden er pogingen gedaan om de wijnbouw ingang te doen vinden. Zo wordt er te Wezenmaal bijvoorbeeld een grote wijngaard met wijnmuur aangelegd. Vanaf de jaren 1850 verdwijnt de wijnbouw terug. Rond 1970 is er, mede onder impuls van enkele Hagelandse heemkundigen als Scheys, Willems en Gerrits, terug een opbloei van de wijnbouw, die zich voortzet tot op vandaag.

Heropleving van de Hagelandse wijnbouw:
door Maurice Fol

In 1971 heeft de Aarschotse Kring voor Heemkunde, een geschiedkundige studie gemaakt over de wijncultuur in het Hageland. Enkele vrienden (waaronder Senator Daems - Aarschot, Marcel Saenen - Houwaart, Maurice Fol - Linden, Jacques Cypers - Aarschot, Achilles Schrevens - Rotselaar) hebben in 1972 beslist terug aan wijnbouw te doen in het Hageland.

Op 15 mei 1973 werd, in het gemeentehuis van Linden, een vereniging opgericht "Hagelandse wijnliefhebbers". Het doel van deze vereniging was de wijnbouw in het Hageland te steunen, te stimuleren en te propageren. De eerste wijnstokken werden aangekocht in Duisland en geplant op de zuidelijke heuvels van het Hageland (Aarschot - Houwaart - Linden - Rotselaar). Het werkte aanstekelijk in de streek en velen volgden het voorbeeld van deze pioniers. Er werd een vereniging opgericht van amateurwijnbouwers namelijk "de Hagelandse wijnbouwers" (feitelijke vereniging). De eerste voorzitter hiervan was de heer Jos Daems Senator-Burgemeester uit Rillaar - Aarschot. Wegens zijn te drukke bezigheden gaf hij evenwel vlug de fakkel over aan de heer Marcel Saenen uit Houwaart. Deze zette zich volledig in voor het bevorderen van de wijnbouw in het Hageland.
Een degelijke ruggensteun werd gegeven door de provinciale tuinbouwschool te Leuven. Leraar André Meyermans verstrekte deskundige toelichting (lessen) over het aanplanten van verschillende druivenrassen. De meest geschikte rassen werden aangeduid. Ook volgden nog lessen over het snoeien, de ziektebestrijding, vinificatie, enz... De landbouwfaculteit van de Katholieke Universiteit van Leuven steunde eveneens ten volle dit project. Wijlen Prof. F. Scheys gaf de nodige informatie over de bemestingstheorieën. De heer Jean Paul Goethuys, als weerkundige, bracht eveneens zijn steentje bij en de heer Bellefroid gaf de eerste lessen over het vinificatieproces. Verschillende wijnbouwers uit Duitsland en Frankrijk hielpen bij het verder bekwamen in het vinificatieproces. In het AINRA - Institut National de la Recherche "gronomique" te Colmar werden lessen gevolgd over de verschillende snoeiwijzen in de wijnbouw. De heer Cypers uit Aarschot hield zich bezig met het uitgeven van een tijdschrift van de wijnbouwers.

De groep amateur-wijnmakers nam toe, zelfs tot buiten het Hageland. Onder het voorzitterschap van de heer Saenen ontwikkelde de vereniging zich tot een ware "school" voor wijnbouwers. De kwaliteit van de Hagelandse wijn nam gestadig toe. Hij mag dan ook gerust naast vele van de Franse of Duitse wijnen worden geplaatst, al moet men hem niet persé willen vergelijken. Hierdoor aangemoedigd zagen sommigen "brood" in de wijnproductie. De eerste in de rij was wijlen Senator Daems. Hij zag de perzik- en aardbeienteelt in de streek achteruit gaan en wilde door reconversie, van het Hageland terug een wijnstreek maken. Hij werd snel gevolgd door een reeks wijnbouwers die de commerciële toer opgingen. Vandaag mag met fierheid gesteld worden dat "Vlaanderen opnieuw het noordelijkste erkend wijngebied van Europa" is. De Hagelandse wijn is, met succes, een visitekaartje van de streek geworden.

De noodzaak om een beroepsvereniging op te richten deed zich uiteindelijk gevoelen. In mei 1995 werden de eerste stappen in die richting gezet. Op maandag 19 juni 1995 werd, in het gemeentehuis te Lubbeek, de vzw Interprofessionele Hagelandse Wijnbouwers (commerciële) opgericht. Als voorzitter werd gekozen: de heer Maurice Fol, als secretaris: de heer Jan Daems en als penningmeester: Mevrouw Malou Boyen.

Door 25 jaar ervaring zijnde Hagelandse wijnbouwers de kinderziekten ontgroeid en kennen ze hun stiel. Vele van deze wijnen zijn kwalitatief beter dan de gewonen tafelwijn en verdien dan ook een betere appelatie. De eerste betrachting van de vzw was daarom het bekomen van de erkenning van deze kwaliteitswijn en het bekomen van een appelatie "Hagelandse wijn - Gecontroleerde oorsprongsbenaming". De onverdroten inzet en al de inspanningen die werden geleverd, door de wijnbouwers met als stuwende kracht de voorzitter, hebben tenslotte hun bekroning gekregen in het ministrieel besluit van 9 juli 1997, getekend door minister-president L. Van Den Brande, waarbij de Hagelandse wijn als eerste in België, wordt erkend als kwaliteitswijn met gecontroleerde oorsprongsbenaming. Om dit label te mogen dragen moet voldaan worden aan de voorwaarden die worden opgelegd. Hiervoor werd tevens een streng controlesysteem opgebouwd. Dankzij deze erkenning heeft de verbruiker de zekerheid dat e wijn die dit label draagt honderd ten honderd Hagelandse wijn is en voldoet aan de Europese normen van kwaliteitswijn.

Hedendaagse wijnbouw in het Hageland:
Door Maurice Fol

Het Hageland met zijn Diestiaanse grond is het eerste, in België, officieel erkende wijngebied. Door deze erkenning is België een wijnland geworden. In het Hageland is niet zozeer het klimaat bepalend geweest voor de wijnbouw, maar de bodem die een eigen karakter geeft aan de wijn. Dezelfde druivelaars in hetzelfde klimaat, op een andere bodem, geven een andere wijn. Voor de wijnbouw zijn de bodem en het klimaat dan ook de belangrijkste factoren.

De bodem
Kunnen wijnstokken gedijen op minder rijke gronden? Het antwoord is heel eenvoudig. Druivelaars groeien op alle bodems. De grond mag echter niet te rijk zijn, maar eerder schraal. Op een vruchtbare bodem roeit een druivelaar zeer goed en geeft veel vruchten. Dit gaat echter ten koste van de kwaliteit. De Hagelandse bodem met zijn leem, zand en ijzerzandsteen is dus zeer geschikt voor de wijnbouw. De ijzerzandsteen neemt tijdens de dag de warmte op en geeft die 's nachts af. De leemlaag in de ondergrond maakt de wijn diep van kleur. Deze wijn is ook meer gecorseerd dan wijn van druiven geteeld op een kalklaag, die dan weer een wijn geven met een hoge alcoholgehalte en een verfijnd aroma. Ook de ondergrond is van groot belang omdat de wortels in de diepte moeten kunnen doordringen. Voor de wijnbouw is het van belang dat de grond water en lucht doorlaat. De grond mag dan ook niet te zwaar zijn.

Het klimaat
Het klimaat is eveneens van groot belang. De weersomstandigheden hebben, zoals bij elke fruitsoort, een grote invloed op de druiventeelt. De zon is een onontbeerlijke factor bij de wijnbouw. Het Hageland, gelegen op de 51e breedtegraad, krijgt gemiddeld voldoende uren zon om een witte kwaliteitswijn te kunnen produceren. Druiven hoeven niet steeds bestraald te worden; licht volstaat reeds. Te veel zon kan zelfs schadelijk zijn. De wijngaarden hebben tevens voldoende water nodig; waar het ons zeker niet aan ontbreekt. Ook hier geldt het adagio: "overdaad schaadt", want te veel regen levert druiven op die te waterig zijn. Het grootste gevaar voor de druiventeelt zit hem in de vorst tijdens het uitlopen van de botten (de maand mei) en de bloeiperiode van de druiven (de maand juni). Tegen de harde winters, die gelukkig steeds minder voorkomen, zijn de Hagelandse druivensoorten evenwel bestand. Zij verdragen temperaturen tot -30°C. Het weer verschilt van jaar tot jaar. Dit geldt niet alleen voor het Hageland, maar ook voor alle wijngebieden. Hierdoor spreekt men in de wijnbouw van goede en slechte jaren.

De druivensoorten
De keuze van de druivensoort is eveneens één van de bepalende factoren in de wijnbouw en is dan ook éé van de moeilijkste beslissingen waarmee een wijnbouwer geconfronteerd wordt. Bij de her aanplanting van de wijngaarden in het Hageland, hebben de meeste wijnbouwers zich laten leiden door een studie gemaakt aan de Landbouwfaculteit van de K.U. Leuven. Uit deze studie bleek dat de meest geschikte cultivars de volgende waren: "Reichensteiner", "Müller-Thurgau", "Huxelrebe" en "Optima". Voor de meer kwaliteitsgerichte wijnbouw werd de "Siegerrebe", de "Ortega" en de "Scheurebe" aanbevolen. Rode variëteiten leken toen nog niet geschikt voor aanbouw in het Hageland. Enkele jaren later werd er geëxperimenteerd met andere druivenrassen die op hun beurt goede resultaten gaven. Denken we aan de "Rosa-Muskaat", de "Chardonnay"-druif, enz.... Het toegelaten aantal druivenrassen wordt bij koninklijk besluit van 9 juli 1997 beperkt. Alleen de volgende druivensoorten komen in aanmerking voor de appelatie "Hagelandse Wijn - Gecontroleerde Oorsprongsbenaming":

  • voor wat betreft de witte wijnen: Müller-Thurgau, Optima, Ortega, Kerner, Siegerrebe, Pinot-Gris, Chardonnay, Riesling, Auxerrois, Bacchus en Schönburger.
  • voor wat betreft de rode wijnen: Pinot-Noir, Dornfelder, Limberger en Domina.
Al deze druiven brengen, een wijn voort met verschillend karakter. De officiële lijst kan, op voorstel van de wijnbouwers, door de erkenningcommissie worden herzien.

De aanplanting
Al de wijngaarden werden aangeplant langs de zuiderhelling van de Hagelandse heuvels. De rijen staan gericht van noord naar zuid. Hierdoor vangen ze de hele dag zon en worden ze van alle kanten beschenen. De afstand tussen de rijen en de planten onderling, hangt af van druivenras en van het gekozen snoeisysteem. De druivelaars hebben een stam van ongeveer 60 a 70 cm hoogte. De kwaliteit van de druif wordt meebepaald door de loofhoogte. Hoe meer blad, hoe beter de groei en ook hoe meer suikervorming, wat bepalend is voor het latere alcoholgehalte. De Hoogte van het loof bedraagt 1 m 50. Aldus bereiken de druivelaars een totale hoogte van 2 m 10. De scheuten worden opgebonden aan draden, die om de 30 cm werden aangebracht. De onderste draad wordt op 70 cm van de grond bevestigd. In het Hageland is de meest toegepaste snoeimethode, de enkelvoudige Guyotsnoei.

De oogst
De winterwerkzaamheden (snoeien en bemesten) worden in de zomer gevolgd door het opbinden, sproeien, uitdunnen, enz... Om de kwaliteit van de wijn te verhogen, mogen namelijk niet te veel druiventrossen aan de stok rijpen. Een beperkte oogst betekent een betere kwaliteit. Dan breekt het lang verwachte moment aan, namelijk de oogst van de rijpe druiven. Wanneer zijn de druiven nu precies rijp? In het Hageland is dit in principe ongeveer 110 dagen na de bloei. Dit verschilt wel wat van ras tot ras en van jaar tot jaar. Sommige rassen rijpen sneller en bij een prachtige zonrijke zomer zijn de druiven iets vlugger rijp. Voor het bekomen van de appelatie, zegt de wetgever dat het suikergehalte ten minste 53° Oe moet bedragen. De waarden bekomen in het Hageland liggen heel wat hoger, maar verschillen aanzienlijk naargelang het druivenras. Het meten van het suikergehalte gebeurt aan de hand van een hydrometer. In het Hageland gebeurt het plukken manueel. Het spreekt vanzelf dat alle materialen die gebruikt worden bij de pluk en die welke daarna in aanraking komen met het sap, grondig gereinigd en ontsmet moeten worden. Bij de aankomst van de druiven in de vinificatieruimte, worden ze ontsteelt, gekneusd en dan pas geperst. Sommige wijnbouwers geven evenwel de voorkeur aan het onmiddellijk persen.

De wijnbereiding
Witte wijn kan zowel van rode als van witte druiven worden gemaakt. In het Hageland produceren een aantal wijnbouwers een heerlijke witte wijn van de rode Pinot-Noir. Het druivensap mag dan echter niet in contact komen met de rode schil. Bij het persen moeten de nodige voorzorgen worden genomen om het oxideren van het sap te voorkomen. Dit gebeurt door toevoeging van sulfiet. Na het persen moet de most (druivensap) 24 uren rusten om te bezinken. Dan wordt de wijn overgeheveld in vaten (meestal roestvrij staal of eik) en kan het gistproces beginnen. Men spreekt van een alcoholgisting. De Chardonnaydruif, vraagt een tweede gisting, de melkzuurgisting. In het Hageland worden de wijnen droog gevinifieerd, d.w.z. dat alle suikers worden omgezet in alcohol. Als de wijn volledig is uitgegist, volgt een eerste oversteek. De wijn krijgt dan 6 tot 8 weken de tijd om uit te klaren. Als de wijn dan nog niet klaar is, is soms een bijkomende behandeling nodig die evenwel te technisch is om hier te bespreken. Daarna wordt hij terug overgeheveld op een ander vat. De wijn moet dan nog overzomeren tot in november. De wijn is nu bottelrijp. Daarna moet hij nog enkele maanden rusten, want pas gebottelde wijn smaakt nooit op zijn best.

Interprofessionele HAGELANDSE WIJNBOUWERS vzw

Leden van het Hageland
HAGELING
Bernar Hugo
Vianderdal 23
3300 Tienen
016/81.58.87

WIJNKELDER BOSCHBERG
Beckx Jos
Frans Smeyersstraat 66
3270 Scherpenheuvel
013/78.12.93

KUNST en WIJNHOEVE ELZENBOSCH
Boyen Jos & Malou
Rijnrode 66
3460 Assent
013/44.20.06

HAGELANDER
Daems & Zonen bvba
Diestsesteenweg 272
3202 Rillaar
016/50.04.72

DOX WIJN
Dox Gustaaf
Tramstraat 6
3391 Meensel-Kiezegem
016/63.20.81

Dox Mannu
Loksbergenstraat 49
3545 Halen
013/44.11.61

DEN GRAVENBERG
Overbergh Noël
Beatrijslaan 75
3110 Rotselaar
016/58.22.78

LINDENER - DOMEIN TEMPELBERG
Fol Maurice
Houwaartstraat 98
3210 Linden-Lubbeek
016/62.02.30

KLUISBERG
Van Laer Jos
Rijnrode 5
3460 Assent
013/33.78.69

WIJNGOED ST.DENYS
Verstraelen Constant
Kruisstraat 60b
3390 Tielt-Winge
016/63.29.18

Leden van buiten het Hageland

DOMEIN MEERDAAL
Vleminckx Paul en Anne
Ophemstraat 55
3050 Oud-Heverlee
016/47.10.22

Bestuur van de Hagelandse Wijnbouwers vzw:

Voorzitter:
FOL Maurice
Houwaartstraat 98
3210 Lubbeek (Linden)
016/62.02.30

Penningmeester:
BOYEN Malou
Rijnrode 66
3460 Assent
013/44.20.06

Secretaris:
DAEMS Jan
Wissenstraat 15
3200 Aarschot
016/56.97.76

Juridisch raadgever:
Meester VAN DER STAEY
Biartstraat 41
2018 Antwerpen
03/225.26.56